Toen mijn vader in zijn laatste jaren aan zijn stoel gebonden was, zag ik iets bijzonders: hij las iets anders dan gewoonlijk. De krant, ja dat wist ik wel, en tijdschriften, voor zijn boerenvak. Maar nu las hij een boek.
Het was "Uit de kroniek en volksmond van de Achterhoek" van Hendrik Odink. Ik heb er ook in gelezen (want ik las als jonge knul alles wat me voor de voeten kwam), maar niet alles boeide me toendertijd. Ik had het de laatste jaren best wel eens willen opslaan, maar ik zag het nergens meer. Ook mijn jongste zus zal er wel eens in gelezen hebben. Zij struikelde onlangs over een andere, soortgelijke titel van Odink: Land en volk van de Achterhoek (1971). Ze fotografeerde drie hoofdstukken die over Rekken en Oldenkotte gingen, en verraste mij daar mee. Odink heeft niet echt een moderne schrijfstijl, maar toch is wat hij schreef over Rekken wel interessant als je van lokale geschiedenis houdt. De drie hoofsstukken zijn als pdf te downloaden via het gebruikersmenu rechts.
In een van die hoofdstukken behandelt hij wat Rekkense rijmsels, en waagt zich voor dit rijm aan een interpretatie die ik niet bij voorbaat deel:
Het is ten eerste geen ABC-rijm, want als je de regels sorteert op de boerderijnamen, rijmen ze niet meer.
Hij kon dit rijm kon niet in zijn geheel achterhalen. Maar is er wel een groter geheel? Wie zegt dat het niet compleet is? . Het hoeft helemaal niet langer te zijn geweest! Het ging m.i. over de (toendertijd) complete Gelinkhoek*.
We gaan ze even langs:
- Een bierbrouwer: dat was zeker niet zijn hoofdberoep. Misschien was het een clandestiene bijverdienste zonder accijnsafdracht. Er was ooit hevig tumult over de accijns op bier, zie de markeverslagen
- Een holthouwer (houthakker) klinkt onschuldig, maar het hakken van bouwhout, brandhout en boerengeriefhout was aan strenge regels gebonden na alle oorlogen in de 18e eeuw waarbij veel bos verloren was gegaan. Geen halszaak, maar wel ernstiger dan stropen
- Holsman was er door de schrijver met de haren bijgesleept: hij zocht een rijmwoord op het eind van de volgende regel, Deeter's 'dook', en wist niets beters dan (Gelink)hook.
- Deeter weefde dus doek: dat kan ook illegaal geweest zijn, de gilden met hun monopolies werden pas in de Franse tijd afgeschaft
- Een lange jas hoorde bij deftige kledij. De ongehuwde, kinderloze Jan Gelinck verkocht Gelink rond 1800 aan Henricus Oldenkotte, maar hij bleef tot zijn overlijden in 1815 op Gelink wonen. Hij hoefde niet meer te werken. Als hij zich kleedde naar die status, kan daar best om gegniffeld zijn, en dan beland je ook in zo'n lied...
- De interpretatie rond Elfers is ongeloofwaardig. Dat Elfers geen pas hoefde, lijkt me niet relevant: niemand had een pas, maar vrijen en trouwen over de grens was schering en inslag, om met Deeter te spreken.
Ik heb een heel andere mogelijke interpretatie:
ik denk dat de regel oorspronkelijk eerst luidde "Elfers gif (=geeft) geen pas" (**), en de reden voor mijn interpretatie is een verhaal met een omweg.
Ergens rond de eeuwwisseling was hier in Tilburg een receptie-achtige bijeenkomst in het verenigingsleven. Een dame die we goed kenden, stelde ons haar zoon voor, een twintiger. Een wat jongere dochter kenden we al. In een verrassend moment van openhartigheid vertelde ze hoe ze er aan gekomen was.
Ze wist als jonge vrouw precies wat ze wilde, en dat was:
- aan het werk komen in haar sector in de kunsten,
- kinderen krijgen
Een partner voor het leven hoefde ze (nog) niet zo nodig. Ze vond iemand bereid de voortplanting op gang te brengen, waarna hij al spoedig weer buiten beeld raakte. Vervolgens moest ze haar ouders inlichten, en er ontstond -zacht gezegd- enige verwijdering tussen ouders en dochter.
Dat kon ik me wel voorstellen.
Want hoe ruimhartig en modern we ook denken te zijn, de "Hoeksteen van de Samenleving" is ook nu nog een man, een vrouw en wat nakomelingen. Al het andere geeft aanleiding tot roddel en achterklap. Ik vond het dan ook bijzonder, eervol, dat zij deze gang van zaken met ons deelde: het getuigde van vertrouwen dat wij niet het startpunt zouden zijn van een potje roddel en achterklap.
Welnu, toen ik de Rekkense families wilde inventariseren, vond ik op het internet transcripties van de doop-, trouw- en begraafboeken tussen ongeveer 1645 en 1810 van Rekken. Ik maakte daarvan een tabel die op allerlei kenmerken gesorteerd kon worden. Daarbij stuitte ik op een dopeling die wel een moeder had, maar waarvan de vader ontbrak..Om de omvang van het fenomeen te zien sorteerde ik de tabel op de vaders, en vond 35 lege vader-vakjes naast de "onêgte kinderen" .Op totaal 1957 doopsels vond ik dat aantal niet erg hoog. Voorbehoedmiddelen waren er nog niet, en de hormonen zijn nooit goede vrienden geweest met de heersers over de moraal. Soms werden deze kinderen bij een later huwelijk gewettigd, zodat altans op papier hun vader bekend was.
Ongelukjes denk je dan, meestal ongelukjes.
Maar tot mijn verbazing liet Jenneken Elfers tussen 1738 en 1751 maar liefst vier maal een "onêgt" kind dopen. Dat lijkt geen reeks ongelukjes, maar meer een trend.
Welke trend? Dat weten we niet. Er zijn scenario's waarbij je moet huilen, andere waarbij je glimlacht.
Misschien hield Jenneken Elfers wel van kinderen, of van het proces daarnaartoe, maar niet van een relatie met de verwekker(s?). Jenneken was misschien gewoon haar tijd ver vooruit.
En het rijm over de Gelinkhoek was dan, zoals zo vaak in de tijd zonder radio, tv en internet, de ouderwetse vorm van publieke roddel en achterklap. Dat geldt voor alle scenario's.
________________
- Of Abbink bij de Gelinkhoek hoorde of niet, heb ik nooit zeker geweten.
Beumer hoorde m.i. bij de Huurnerhoek.
Van de Gelinkhoek zoals ik die rond 1965 kende, stonden De Hutte en Mazeland in 1830 (nog maar net?) op de kaart, net als Deeter, maar dat stond toen nog tussen Gelink, Elfers en Mazeland, en kwam pas later terecht aan de Ruskesslatweg.
Horstman, Slüter en de Toren (Vennevertloo) dateren van flink na na 1830, de Bisschop waarschijnlijk ook - • Dat geeft geen pas: dat is ongepast, dat is niet netjes, dat is afkeurenswaardig, dat kun je niet maken.
.